Ik weet nog dat het voor mijn opa erg moeilijk was om zich de werking van een computer eigen te maken. Logisch ook, als je een jaar of zeventig lang vrijwel alles analoog hebt gedaan en de veranderende wereld om je heen ineens van je verlangt dat je dingen digitaal gaat doen. Dat was toen best vervelend, want op sommige gebieden werd die computer best handig en op andere gebieden zelfs essentieel. Zo was het inzien van de energierekening en het aangeven van de belasting op een gegeven moment veel makkelijker te doen via een scherm met internet dan via paperassen. Behalve voor ons opa dan. Ook de intrede van de mobiele telefoon kwam voor hem jammer genoeg net te laat om waardevol te worden. Mijn opa was hobbyfotograaf en ik kan me zijn blik nog herinneren toen ik met mijn nieuwe smartphone een foto van hem maakte, die foto naar mijn moeder stuurde die naast hem zat, die hem vervolgens aan hem liet zien. Zijn blik, dat zich open sperde van verbazing toen hij zichzelf zag – al die minuten, uren, dagen en jaren die hij in een donkere kamer spendeerde om zijn foto’s te ontwikkelen moeten in dat ene moment voorbij zijn komen vliegen – sprak boekdelen en zei: ‘dit ga ik allemaal niet meer bijbenen’. We lachte erom en het was prima.
De generatie na mijn opa kreeg het zwaarder te verduren. Van hen werd verlangd (vooral door henzelf) dat ze mee konden met de digitale revolutie. Telefoons werden mobiel, computers werden inklapbaar, bellen ging terwijl je elkaar kon zien, ‘sociaal’ deed je ineens online en er kwam een compleet alfabet bij in de vorm van emoticons. Zo veel te leren, terwijl zij degenen waren die hun kinderen nog moesten leren. Maar ze leerden en leerden. En beenden het allemaal eigenlijk best goed bij. Vooral die vader van die ene vriend, die soms nog meer wist van de ontwikkelingen dan jijzelf en daarmee cool probeerde te zijn, maar door het harde proberen eigenlijk juist het tegenovergestelde was van cool, meer het soort vies lauwwarm waarop je koffie precies het goorst is. En een enkeling – die gezellige vader van die andere vriend – die beende de ontwikkelingen bewust niet bij, aangezien hij zijn gegevens niet gratis aan de geheime dienst ging geven, alleen maar omdat hij van de meute zo nodig met de meute mee moest. ‘De meute kan de klere krijgen. En de geheime dienst ook!’ zou hij gezegd kunnen hebben terwijl hij trots zijn belastingaangifte met pen invulde.
Nu loop ik tegen de dertig en begin ik te merken dat ik niet meer bij blijf op het gebied van bepaalde ontwikkelingen. Ik verlang het niet van mezelf en loop dus achter. Schijnbaar mag je ‘achter’ en ‘tegen de dertig aan’ combineren in je looppas. Alleen soms, op bepaalde momenten dat je net comfortabel aeroob loopt, word je door een neefje dat de ontwikkelingen nog wel volgt met je neus op de voorlopende feiten gedrukt. Niet slecht of fout bedoeld, maar onbewust, door de veranderde gewoontes. De verklaring is dan vaak: ‘zo gaat dat gewoon bij mijn generatie, niffo’. Ik vind dat heerlijk om te horen en vraag erover door als die vader die graag jong wil blijven, zonder dat ik mijn best doe om het allemaal bij te benen.
Ik laat die ontwikkelingen verder langsrazen en geniet gewoon van het feit dat ik laat genoeg geboren ben om niet de doka in te moeten voor een Instagrampost én van het feit dat ik geen TikTok-account nodig heb om mijn belastingaangifte te doen.
Plaats bericht