Relschoppers versus liefkozende kleinkinderen

Met al het gezeik en vooral de rellen rondom de avondklok voel ik me extra gemotiveerd om ook de andere kant van de medaille die Nederland heet te benadrukken. De veel grotere kant. De in verhouding ongeveer meer dan 6.000 keer zo grote kant. Het werkt namelijk verneukeratief, dat een hele zaterdagavond en zondagavond alles wat zichzelf nieuws noemt compleet gevuld is met rellen. En als je de krant openslaat op maandagochtend wordt ook daar nog eens uiteengezet hoeveel rellen er wel niet zijn geweest en wat er allemaal fout is gegaan in bijvoorbeeld Urk en Eindhoven. Dezelfde beelden – die vrouw die met haar hoofd tegen een bouwwerk wordt gespoten en de politie die hard optreedt tegen idioten – en dezelfde nieuwskoppen – rellen hier en daar en overal – komen keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer voorbij via verschillende nieuwsoutlets binnen hetzelfde etmaal. Dat keer op keer hier tien keer herhaald wordt is bijna net zo vervelend, alleen hier valt het op. De manier waarop we het nieuws consumeren niet. Voor de duidelijkheid: die rellende mensen representeren zo’n 0,00019% van Nederland.

De overige 99,99981% van Nederland bestond uit kleinkinderen die hun oma’s geruststelden, uit moeders die tegen hun puberende dochters zeiden dat hun tijd nog wel kwam, uit schatten die hun geliefdes beloofden dat ze in de zomer weer eens naar de bioscoop konden, uit vrienden die de angst naar elkaar uitspraken over of ze dit jaar nog wel gezelligheid gingen ervaren en uit diezelfde vrienden die dan met de riemen die ze nu hadden alvast naar gezelligheid roeiden, uit Peter die demarreerde toen hij na negen een politiefuik in fietste, uit ouderen die bang waren voor het virus en binnen bleven en geduldig wachtten op hun vaccinatie, uit lieverds die boodschappen haalden voor hun buren omdat ze met corona binnen zaten. Uit fatsoenlijke, fijne, lieve mensen. En Peter.

Maar, mede dankzij de sensatiezucht van nieuwsoutlets in onze hedendaagse levens, krijgen we na een avondklok 48 uur stront te zien. Dat is geen representatie van de werkelijkheid en bovendien werkt het niet heel goed op de toch al fragiele gemoedstoestand. Dus bij dezen ter illustratie; in een betere representatie zou het keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer op keer (+ nog 5.000 keer op keer)..

..gaan over al die lieve mensen die Nederland rijk is.

En over die relschoppers, daarover zou het dan in verhouding nog steeds niet één keer mogen gaan.