De bomen wisselen kleuren van diep donkerrood naar verwaarloosd bruingeel. De kleuren lopen als oude blauwe plekken geleidelijk over de duizenden blaadjes, geen blaadje verliest zijn kleur in zijn eentje, maar altijd in een soort kleurafspraak met de blaadjes om hem heen. De echt dode, reeds gevallen bladeren zitten met ochtenddauw als lijm vastgeplakt op het pad. De mist van de ochtend hangt er nog en daardoor extra bewust van het feit dat zuurstof een ding is, neem ik een diepe teug adem om te voelen dat ik leef.
Een man met een sigaar in zijn mond passeert me en de kleine-stad-jongen in me gebiedt me vriendelijk naar hem te knikken. Hij kijkt me niet eens aan. De sigaar verpest mijn frisse ochtendlucht nog zeker 10 meter nadat ik de man gepasseerd ben.
Ik ga op een bankje zitten. Ik zie mijn adem. Een Golden retriever rent achter een weggegooide stok aan, maar rent te snel, waardoor hij na een meter of 30 beduusd en zoekend naar de stok om zich heen kijkt, zijn baasje wijst, de hond rent nu naar links, niet richting de stok, het baasje zet een paar stappen vooruit en wijst weer, de hond rent weer verkeerd, baas zet stappen, wijst, hond rent verkeerd, dit gaat zo door totdat zowel baas als hond naast de stok staan en de retriever door zijn voorpoten zakt, zijn kop licht naar links draait en een blik opzet die vraagt wanneer hij weer gaat gooien? Het baasje gooit en het hele tafereel herhaalt zich.
Een eekhoorn huppelt met de snelheid van een niet-op-een-station-stoppende intercity over het voetpad. Een aantal blaadjes volgen hem in zijn zucht. Hij komt aan bij een boom en rent verticaal vrijwel net zo snel als horizontaal en ik bedenk me dat ik een intercity dat niet zie doen. Een man met een dampende kop koffie en een kraakverse croissant komt naast me zitten, knikt en glimlacht vriendelijk. Ondanks mijn jaloezie jegens zijn versnaperingen glimlach ik vriendelijk terug.
Het baasje gooit weer, dit keer een tennisbal. De hond wordt halverwege afgeleid door iets – een eekhoorn misschien – en eindigt in een berg dode bladeren. Aan het relatief grote wolkje adem voor het gezicht van het baasje te zien zucht hij diep. Hij haalt de bal zelf.
Het is 10 over 8 op een woensdagochtend half november in 2020. Al het levende leeft levendig en het dode verandert in groeistoffen voor het volgende seizoen. Als je stilstaat en de tijd neemt om te bekijken wat er te zien valt heb je nauwelijks in de gaten dat de wereld stilstaat.
Plaats bericht