Gek en normaal verhouden zich een beetje tot elkaar als goed en slecht. Zonder goed is er geen slecht, zonder gek is er geen normaal. Het verschil is dat een slechterik vaak weet dat hij slecht bezig is en een gek denkt dat hij normaal is. Maar waarom veroordelen we onze gekken dan toch zo graag?
Ik had deze gedachte laatst extra sterk, toen ik zag en hoorde dat een oude bekende van me in Waalwijk rondzwierf. Met zijn auto als slaapplek, opslagplaats en enige veilige haven gaat hij vooral vuil verzamelend en rondzwervend door het leven. Soms staat hij ergens een half uur stil voor zich uit te kijken, compleet in gedachten verzonken. Mensen bellen de politie, want dit is niet normaal.
‘Die is gek geworden.’
Een vriend en ik hebben met Kerst een kerstpakketje met eten, drinken en wat tijdschriften in zijn auto gezet. Een auto die wellicht binnenkort weggesleept gaat worden. We hadden er een briefje bij gedaan met onze namen en telefoonnummers met de boodschap; ‘Mocht je iets nodig hebben, bel ons.’
Zijn ouders kunnen niet voor hem zorgen, hij heeft volgens zichzelf geen hulp nodig en hij kan soms bij zijn oma terecht; is wat ik allemaal van horen zeggen heb. Maar ik heb dus ook alle conclusies al voorbij horen komen, van ‘die is gek’ en ‘die heeft gewoon te veel geblowd’ en ‘hij stal van zijn ouders, dus die hebben ‘m ook het huis uit gezet.’ Ik weet niet wat waar is en ik laat het ook in het midden. Of het een keuze is of niet, het enige wat ik weet is dat hij (over)leeft op straat. Waar de klepel verder hangt weet ik niet, want ik heb hem of zijn naasten er niet over gesproken.
Tot ik een week of twee geleden met een vriend op straat liep en ik van achter ons iemand hoorde roepen: ‘Heey Joep, ik wilde je nog bedanken man!’ Ik keek om, om te kijken waar de stem vandaan kwam; hij was het. Ik wist niet meteen waar hij het over had, aangezien het inmiddels meer dan een maand geleden was én mijn hoofd vol zat met de vooroordelen dat hij gek was geworden, waardoor mijn eerste gedachte was dat hij raaskalde. Hij vervolgde: ‘Ja, ik wilde je wel bellen, maar ik heb dus helemaal geen telefoon meer joh.’ Toen pas drong het tot me door dat hij me bedankte voor het kerstpakket. ‘Oh, ja, die doos! Hij was dus goed terecht gekomen, mooi man. Graag gedaan!’ ‘Jazeker, dat was echt fijn en lekker man. Bedankt.’ Ik vroeg hem hoe het met hem was. ‘Ja, kut man. Die crisis joh. Gaat niet goed. Maar ik wacht nu op een uitkering en dan hoop ik er weer goed uit te komen.’ We praatten kort nog wat en wenste elkaar vervolgens het beste.
Ik betrapte mezelf op alle vooroordelen die ik had. Het was een normaal gesprek, maar door de verhalen was hij een soort van gedehumaniseerd. Ik zeg niet dat hij zichzelf niet voor de gek houdt, maar ook hij blijft een mens.
Oordelen is comfortabel. Veroordelen op basis van die oordelen ook. Als ergens immers een label ‘gek’ op is geplakt, dan kunnen we ons daar tegen afzetten als normaal. Het staat immers in verband met elkaar – zonder gek geen normaal. Bovendien vrijwaart het label ‘gek’ ons van de moeite om er iets om te geven. ‘Ach, die is gek geworden joh..’ Het idee dat die jongen eigenlijk helemaal niet zo veel verschilt met ons klinkt ook nog eens eng. Maar hij blijft een mens van vlees, bloed, goede bedoelingen en misschien wat verwarde gedachten. En als ‘de normalen’ zichzelf normaal maken door ‘de gekken’ te veroordelen, noem mij dan ook maar gek. Liever gek en lief, dan een normale labelprinter.
Wat ik hiermee wil creëren is een beetje sympathie voor mensen die anders lijken. Het enige wat ik weet is dat hij geen vlieg kwaad doet en veel van zijn tijd spendeert aan het opruimen van bermen, grasvelden en stukken natuur in Waalwijk. We zouden onze met veroordelingen bedrukte labels boven een vlammetje van goedheid moeten verhitten tot ze veranderen in waardering en medeleven. En dat medeleven zouden we moeten uiten, want daar wordt iedereen beter van.
Dat klinkt niet gek, toch?
Misschien vind ik het daarom zo jammer dat het niet normaal is.
Plaats bericht