Achilles was bijna onsterfelijk, versloeg duizenden strijders en ging uiteindelijk ten onder door een speer in zijn enige zwakke lichaamsdeel: de achilleshiel.
– ‘I don’t know if I’m scared of dying but I’m scared of living too fast, too slow.’*
Mijn hart helpt me met leven. Het moet kloppen. Regelmatig of juist niet. Snel of langzaam. Rustig of stevig. Als de ene klop maar gevolgd wordt door een volgende.
Ik weet dus niet, als ik rationeel nadenk, of ik bang ben om dood te gaan. Al heb ik toch soms last van doodsangsten. Als ik mijn hart daadwerkelijk voel kloppen bijvoorbeeld. Wat gek is, want eigenlijk is dat juist het teken dat hij het nog doet, toch? Je zou zeggen van wel, maar toch: als ik hem in mijn borst voel kloppen kan ik soms denken: gaat het wel goed? Alsof iedere voelbare klop me eraan herinnert hoe belangrijk het is dat hij gevolgd wordt door een volgende klop. Wat als je ineens die volgende klop niet voelt? Zonder hart doet de rest ook maar weinig.
Die angsten komen overigens niet nergens vandaan. Hartaandoeningen, van -aanvallen tot -infarcten en -stilstanden, zijn namelijk allemaal al eens langsgekomen in mijn familie. Zoals je waarschijnlijk weet zijn hartaandoeningen deels erfelijk. Je zou dus kunnen zeggen dat hartproblemen leven in mijn familie. Dat ik ten dode opgeschreven ben. Dat ik een gegronde reden heb om me zorgen te maken of die ene slag of klop wel opgevolgd wordt door een volgende. Meestal maak ik me er geen zorgen over en kan ik het volledig platslaan met: dood gaan we allemaal. Dat is dan voor even genoeg.
Maar soms slaat de angst naar binnen. Dan lig ik alleen in bed en voel ik mijn hart en denk ik ineens: wat als ik nu een hartaanval zou krijgen? Zou ik dan nog 112 kunnen draaien? Zouden ze er dan op tijd zijn? Oké, ik woon op een steenworp afstand van het ziekenhuis, dus dat is voordelig. Maar wat als ik bevangen word door het hele gebeuren en de tegenwoordigheid van geest niet meer heb om te bellen? En wat als ik denk dat ik ergens last van heb, maar me gewoon aanstel? Of nog erger: andersom. Als ik denk dat ik me aanstel, maar dat ik een hartinfarct aan het krijgen ben? Hoe voelt zoiets? Voel ik het nu? Of zit dat in mijn hoofd? Dan gaan mensen zich allemaal om mij bekommeren en dat wil ik niet. Heisa. Of het is te laat? Ga ik dan dood? Wat als ik dood ga? Wie zouden er op de begrafenis komen? Zouden die vrienden die ik niet zo vaak spreek er pas laat achter komen dat ik dood ben? Kut, waar denk ik nu allemaal over na? Jezus Christus ik was mezelf al aan het begraven. Het is inmiddels half 2 en het is maandag en ik heb morgen een belangrijke dag en waar de fuck ben ik toch mee bezig?
– ‘I’ve woken up in a hotel room, my worries as big as the moon. Having no idea who or what or where I am.’
Er zijn tijden geweest dat ik me volledig kon verliezen in die gedachten. De gedachte dood gaan we allemaal hielp dan niet bepaald, met een slapeloze en stressvolle nacht als gevolg. Het ironische is dat de stress die daarmee gepaard gaat, juist ook slecht is voor je hart.
Tegenwoordig kan ik me makkelijker ontdoen van zulke cilindrische gedachtegangen. Onder andere door meditatie heb ik geleerd om naar mijn gedachten te kijken, ze te laten voor wat ze zijn en me er niet in mee te laten sleuren. Dat komt ook door de geleerde wetenschap: ik ben niet mijn gedachten – als ik mijn gedachten immers kan observeren, dan ben ik de observeerder en dus niet die gedachten (het geobserveerde). Dat, gecombineerd met het versje dat mijn moeder in mijn kindertijd al vaak zei: ‘Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest,’ helpt me dan om de nutteloosheid van die gedachtenspiraal in te zien en ervan los te komen.
– ‘Gotta keep on going, looking straight out on the road. Can’t worry ‘bout what’s behind you or what’s coming for you further up the road.’
En toch blijft het een ding. Dat hart. Die pompende spier die de rest van het lichaam van bloed voorziet blijft terugkeren als een ding waar ik over moet waken. Waar ik op moet letten. Alsof ik het moet controleren. Alsof het mijn achilleshiel is. Maar juist het idee dat het een zwak punt is, zorgt ervoor dat het een zwakker punt wordt, denk ik. Dus ik wil het omdraaien.
Begrijp me goed, ik wil dus juist geen controle krijgen over iedere volgende klop van mijn hart, want dat is simpelweg onmogelijk. Enig gevoel van grip daarop lijkt me illusoir. Maar ik laat mijn hart ook geen controle krijgen over mij. De angst die ik soms voel jegens mijn hart, die mag er soms gewoon even zijn, maar ik laat die angst geen grip krijgen op mij.
Voortaan als ik mijn hart voel kloppen in mijn borstkas, dan weet ik weer dat hij het doet. Dan voel ik dat ik leef. Dan ben ik blij met mijn hart en de slagen die hij maakt. En natuurlijk: ik blijf veel sporten, gezond eten en iedere avond als ik te veel drink aan mezelf beloven dat ik dat niet te vaak moet doen, want natuurlijk heb je voor een deel wel invloed. Maar de rest, het deel waar ik geen invloed op heb, het deel dat zich voornamelijk in mijn hoofd afspeelt, laat ik varen. Vaarwel.
– ‘Something good comes with the bad. A song’s never just sad. There’s hope, there’s a silver lining. Sh0w me my silver lining.’
Achilles z’n hiel was zijn zwakke punt. Voor de rest was hij onsterfelijk. Zijn hiel was de enige plek waar hij echt geraakt kon worden. En toch vocht hij alsof hij onsterfelijk was. En ik weet zeker, dat wanneer hij in doodsangst zou hebben geleefd, bang om in zijn hiel geraakt te worden, hij nooit de legende was geworden die hij nu is. In doodsangst zou hij niks uit zijn leven hebben gehaald.
Voorkomen dat mijn hart stopt met slaan kan niet, alles heeft immers een einde en een worst wel twee. Ik ga dus niet focussen op een mogelijke hartstop, maar ga alles halen uit iedere slag.
*Alle hierboven geciteerde zinnen komen direct uit het liedje My Silver Lining van First Aid Kit.
PS. Ik had hier graag een link gemaakt naar de Hartstichting met de boodschap ze te steunen, want ik vind dat ze veel goed werk doen. Maar ik vind dat er vanuit de Hartstichting veel te weinig aandacht is voor de zorgen en angsten over je hart en hoe je daar mentaal mee om kunt gaan. Als je bijvoorbeeld googelt ‘ik maak me zorgen over mijn hart’, krijg je alleen maar informatie over wat een normale hartslag is en wanneer je naar de huisarts moet gaan met hartkloppingen – oftewel: LET HIER OP! De Hartstichting wekt hiermee dus vooral de indruk dat je er de hele dag op moet letten of die ene klop niet je laatste is, wat in mijn ogen averechts werkt.
Plaats bericht
Diny van Oers
Als ervaringsdeskundige begrijp ik je verhaal. Voor mij geldt niet laten overheersen maar wel alert blijven. Daarbij helpt dat ik de keren bij twijfel serieus genomen ben/wordt. Groetjes Diny ❤️
Marian Mahieu
De angst voor een hartattack heb ik van mijn moeder geërfd. Beide (waren of zijn) we extreem stressgevoelig. Mijn moeder werd er 93 mee dat is voor mij een geruststelling als ik weer eens lig te tetsen in bed van bezorgdheid. Ik vind het wel dapper Joep dat je je angst deelt. En ook knap van Dinie dat ze er zo goed mee om kan gaan. En alle Klerxjes zijn er ondanks de erfelijkheidskwestie gelukkig nog. En alle Stokkies ook. Oh help hellup ik hoop niet dat ik de goden nu verzoek