Ken je dat gevoel? Dat je in een land staat. Bijvoorbeeld Thailand. Je bent er nooit eerder geweest en je kent vele mooie verhalen, maar op het moment dat je het vliegtuig uitstapt cirkelen alleen de verhalen van je bezorgde oudtante door je hoofd. ‘Kijk wel uit hè, want ze zijn daar zo corrupt als een vos in een massakippenstal!’ baseren ze hun mening op de drie keer dat ze Thailand in het afgelopen jaar om acht uur op een scherm voorgelezen hebben gekregen, voordat ze te horen kregen wat het weer het weekend ging doen.
Je hebt al je documenten bij je. Denk je. Je weet het eigenlijk wel zeker. Maar toch denk je het, want het is Thailand. Als iets niet goed is, waar eindig je dan? Je paspoort is nog steeds – ook na de viertiende keer dat je het checkt – meer dan een halfjaar geldig; zeven jaar meer zelfs. Alle papieren kloppen. Je hebt vrijwel zeker geen pistool in je rugzak, maar zelfs dat weet je op dit moment eigenlijk niet heel zeker meer. De rij wordt korter. Voor je wordt een aantal toeristen helemaal uitgekleed. De keel dichtgeknepen, zo lijkt het. De kille, met uitsluitend tl-buizen verlichte aankomsthal van het vliegveld wordt alleen maar killer en kouder. Je schuifelt verder en bij elke stap ontspringt er een nieuw zweetdruppeltje op je voorhoofd, dat je een koude rilling bezorgt door de tierende airco die uit het kille vliegveld-systeemplafond komt waaien. Je ziet een setje politieagenten met een setje honden. Drugshonden. Drugs! Je hebt weleens geblowd. Voor het eerst creëren je hersenen een negatief understatement. Je hebt namelijk afgelopen weekend nog geblowd. Je hebt een tas bij je die je toen ook bij je had. Misschien zitten er wel resten in. Als er iets is wat drugshonden ruiken, dan is het wel duizendmaal doorgekweekte nederwiet. Dit is het. Je gaat de Thaise bak in. Je gaat waarschijnlijk tien jaar in een cel rotten naast kakkerlakken en ratten en doorgewinterde Thaise gangsters die je continu uitlachen als ze je in je kleine reetje neuken tijdens de maandelijkse groepsdouchesessies.
Je mag doorlopen.
Dat gevoel van adem inhouden krijg ik steeds meer in Nederland.
Misschien mis ik de warmte van de verzorgingsstaat waarin ik ben opgegroeid. Toen je nog gratis goed opgeleid kon worden zonder een zak geld aan de ziel onder je armen te hebben hangen. Toen je niet bang hoefde te zijn voor de belastingdienst, omdat die instantie het alleen maar niet leuker, maar wel makkelijker voor je wilde maken.
Ons land voelt als een kille, koude, aankomsthal op een vliegveld in Thailand en onze regering als een stel corrupte politieagenten die een aantal toeristen voor je net een uur lang de keel heeft dichtgeknepen, waarna die agenten daarvoor – voor de bühne – veroordeeld werden, maar de hoofdagent zelf demissionair doorstoot en hoopt opnieuw verkozen te worden zodat erna alles weer door kan gaan zoals het er vóór de keelknijpaffaire aan toe ging.
Zo voelt het een beetje, maar misschien begin ik nu op mijn oudtante te lijken?
Plaats bericht